Konijnen

Informatie over konijnen

  • Inleiding
  • Huisvesting
  • Voeding
  • Ziekten en vaccinaties
  • Diersoortgegevens en voortplanting

Inleiding

Konijnen horen zijn samen met de hazen tot de groep van de haasachtigen en dus niet zoals veel mensen denken tot de knaagdieren.Er zijn meer dan 50 rassen erkend, variërend van de grote Vlaamse reus tot het kleine Pooltje. Ook qua beharing zijn er vele verschillen mogelijk. Het konijn is over het algemeen een erg vriendelijk huisdier. Zeker als het van jongs af aan met kinderen is opgegroeid kan het een erg goede speelkameraad zijn. Een groot nadeel is echter dat het een knager is. Pas dus op met elektrische bedrading in huis!

Konijnen kunnen goed met meerdere dieren bij elkaar gehouden worden. Ook huisvesting samen met cavia's is mogelijk. Maar met name mannetjes willen nogal eens vechten. Een konijn kan tien tot twaalf jaar oud worden.

Een mannetjeskonijn heet een ram, het vrouwtje wordt voedster genoemd. De draagtijd van een konijn is 30-31 dagen. Ze zijn geslachtsrijp vanaf vier maanden, afhankelijk van het soort. De nestgrootte bedraagt tussen de vier en tien jongen.
 

Huisvesting

Konijnen kunnen zowel binnenshuis als buitenshuis gehouden worden. Een konijn heeft echter wel beweging nodig, dus een ruim hok met voldoende bescherming tegen zon, wind en regen is zeker een vereiste.

Binnenshuis

Als het konijn binnenshuis woont, kan de kooi het beste op een rustige, tochtvrije plek gezet worden in de ruimte waar hij los mag lopen. Zet de kooi dus nooit op of vlakbij de verwarming of op een plek waar de zon naar binnen schijnt. Zorg altijd voor een voldoende ruime kooi, zeker als hij daarin het grootste deel van de dag moet doorbrengen. Hij moet op zijn achterpoten kunnen staan zonder zijn kop te stoten tegen de bovenkant en er languit in kunnen liggen. Daarnaast moet er ruimte zijn voor een bak waar hij zijn behoefte in kan doen en een voerbakje. Vers water kan in een bakje of een waterflesje. Gebruik als bodembedekking een krant met daarop stro of kattenbakkorrels van geperst papier. Geef geen korrels van klei, dit kan door opeten verstopping in darm veroorzaken. Kies voor een kooi die gemakkelijk gereinigd kan worden. Maak hem regelmatig schoon, de bak waarop hij zijn behoefte doet moet zelfs dagelijks gereinigd worden. Konijnen zitten niet graag in hun eigen vuil en bovendien kunnen de ammoniakdampen oog- en luchtwegirritaties geven. Geef het konijn wat speelgoed, zoals een tak, kartonnen doos of rieten mandje om aan te knagen. Zorg ervoor dat het konijn op de grond blijft wanneer kinderen met hem spelen, laat ze het konijn nooit oppakken!

Konijnen kunnen loslopen in huis. Ze kunnen goed leren wat wel en niet mag, maar je moet ze wel trainen: belonen met lekkernijen en straffen door te waarschuwen met klopsignalen of lawaai; niet met slaan. Ze zijn heel vaak zindelijk, zeker voor de urine; ze kunnen leren op de kattenbak te plassen. Maar let goed op: ze knagen aan alles, vooral aan elektriciteitskabels. Ongecastreerde mannetjes sproeien soms, dit gedrag verdwijnt na castratie.

Buitenshuis

Een konijn kan ook heel goed buitenshuis gehouden worden. Zorg voor een ruime kooi, die zo geplaatst is dat de binnenkant bij regen droog blijft. De kooi mag nooit in de felle zon en er moet een vorstvrij nachthok aanwezig zijn. Zorg ervoor dat andere dieren niet bij het hok kunnen, dit kan erg veel stress veroorzaken.

Stro als bodembedekking in het slaapgedeelte geeft in de winter goede isolatie. Het hok moet regelmatig schoongemaakt worden, het deel waar hij zijn behoefte doet moet elke dag verschoond worden. Geef elke dag vers voer en vers water en controleer altijd of het konijn gegeten heeft en of de ontlasting normaal is.

Ook buiten moet een konijn voldoende beweging krijgen. Een buitenren waar het konijn uit z'n hok zelf in kan lopen is ideaal. Let erop dat het konijn niet onder de omheining doorgraaft en ontsnapt. Zet de ren, als hij verplaatsbaar is, nooit in de volle zon.

Voeding

Konijnen krijgen vooral konijnenkorrels (krachtvoer), dit ongeveer 20 tot 25 gram per kilogram lichaamsgewicht, met daarnaast goed fris ruikend hooi. Dit hooi moet altijd ter beschikking zijn. Verder kunnen groenvoer, fruit en een stukje oud bruin brood met mate geven worden.

Nieuw voedsel moet altijd heel geleidelijk gegeven worden om darmklachten te voorkomen. Men kan dit voer dan over een periode van tien dagen langzaam opvoeren. Verwen konijnen nooit met mensensnacks zoals chocolade, chips of koekjes. Deze voeding is te vetrijk en te vezelarm. Er moet altijd vers drinkwater ter beschikking zijn. Een fles met drinknippel voldoet en blijft schoon.

Het ruwvoer (hooi, groenten, fruit) zorgt voor een goede darmfunctie, slijtage van de tanden en aanmaak van blindedarmkeutels. Deze zachte keutels worden 's nachts geproduceerd en rechtstreeks vanuit de anus opgegeten. Ze bevatten belangrijke voedingsstoffen, welke onontbeerlijk zijn voor het konijn. Als basisvoedsel kan men kiezen tussen konijnenkorrel en gemengd voer. Gemengd voer is echter af te raden; het konijn kiest selectief de lekkere dingen. De voeding wordt hierdoor eenzijdig, te vetrijk en te vezelarm. Geef het konijn dus een gerantsoeneerde hoeveelheid korrels (20-25 gr per kg lichaamsgewicht per dag). 's Nachts is hooi alleen voldoende.

Geschikt groenvoer: wortel, andijvie, witloof, bloemkoolblad, boerenkool, rode kool, bleekselder, groene kool,veldsla, klaver(met mate),….

Geschikt fruit (met mate): appel, peer, perzik, kiwi, ananas, meloen, mango, druif, aardbei, kers, framboos, …….

Geschikt onkruid: paardenbloemblad, weegbree, klaver, duizendblad……

Voedingsfouten

  • Geen ruwvoer, konijnen gehuisvest op zaagsel die geen hooi krijgen.
  • Teveel korrelvoer; dit geeft vetzucht en chronische diarree.
  • Onbeperkt gemengd voer; selectief eten geeft vetzucht en diarree.
  • Hooi en stro van slechte kwaliteit.
  • Plotse voedingsveranderingen, bv. ineens een heleboel groenvoer geven. Spreid de veranderingen altijd uit over twee weken.
  • Bedorven of bevuild voer.
  • Geen water.

Ziekten en vaccinaties

Er bestaan twee infectieziekten waar een konijn door middel van een vaccinatie tegen beschermd kan worden. Het betreft de ziekten myxomatose en RHD (of VDH), die beiden veroorzaakt worden door een virus. Er zijn voor deze aandoeningen geen medicijnen voorhanden en het verloop is dan ook vrijwel altijd dodelijk. Door vaccinatie kan weerstand opgebouwd worden, waardoor het konijn niet of nauwelijks ziek wordt als het wordt besmet.

Myxomatose

Het myxomatosevirus is in 1950 opzettelijk in Australië verspreid om de enorme konijnenplaag daar te bestrijden. Een paar jaar later is in Frankrijk hetzelfde gebeurd. Van daaruit heeft het virus zich door heel Europa verspreid. Het wordt overgebracht door muggen en vlooien. De tijd tussen besmetting en ziekte is drie tot acht dagen. De eerste verschijnselen zijn zwelling van de oogleden en rond de neus, oren en de geslachtsorganen. Daarna vormen zich knobbels, zogenaamde myxomen, over het hele lichaam. Op de kop kan dat tot misvorming van de bek, ogen en neus leiden. Het konijn gaat snotteren en de ogen plakken dicht door erge ooglidontsteking. Omdat het konijn niet meer eet en infecties met bacteriën de kans krijgen, overlijdt het dier meestal binnen twee weken. Er is een inenting die de konijnen beschermt tegen deze ziekte (zie vaccinatie).

RHD of VHD

RHD (Rabbit Heammorhagic Disease), ook wel VHD (Viral Haemmorhagic Disease) genoemd, wordt veroorzaakt door een virus. Dit virus is voor het eerst gevonden in China in 1984 bij konijnen die uit Duitsland waren geïmporteerd. Enkele jaren later had het zich over heel Europa verspreid. Zonder vaccinatie heeft de ziekte altijd een dodelijke afloop.

De ziekte heeft drie vormen:

  1. De zeer snel verlopende vorm; het konijn overlijdt plotseling.
  2. De snel verlopende vorm; het konijn stopt met eten, heeft het benauwd, begint met knarsetanden, koorts, slechte coördinatie etc. Soms hebben ze zulke hevige pijnen dat ze beginnen te schreeuwen. Vaak zie je in het laatste stadium schuimige, bloederige neusvloeiing. De dood zal hierna snel volgen.
  3. De milde, zeldzame vorm; het konijn herstelt en wordt voor de rest van zijn leven immuun. Helaas komt dit zelden voor.

De sterfte na RHD-besmetting kan oplopen van 75-100%. Het virus wordt overgebracht via speeksel en neusuitvloei bij direct contact tussen twee konijnen, maar het zeer hardnekkige virus kan ook door vliegen en vogels worden verspreid. Preventie geschiedt door goede hygiëne en quarantaine van nieuw aangekochte dieren etc. en jaarlijks vaccineren (zie vaccinatie).

Een konijn is ziek als het een of meerdere van volgende kenmerken vertoont:

  • Zit stil in een hoekje
  • Eet niet of nauwelijks
  • Doffe vacht
  • Kale plekke of korstjes
  • Jeuk
  • Scheve kop
  • Diepliggende of vuile ogen
  • Vieze vacht rond de anus door ontlasting of urine
  • Natte borst ten gevolge van kwijlen
  • Vliegen rondom het konijn/konijnenhok
  • Zwaar ademend of een rochelend geluid maakt
  • Dikte in de huid
  • Opgeblazen buik of trommelzucht.

Het is in deze gevallen altijd raadzaam om even met uw dierenarts contact op te nemen. 

Enkele veel voorkomende problemen bij het konijn:

Oververhitting

Konijnen kunnen niet tegen oververhitting. Direct zonlicht, slechte ventilatie, hoge temperaturen (28 en hoger), gebrek aan fris water, zwaarlijvigheid en overbevolking kunnen verhitting veroorzaken. De verschijnselen zijn snelle ademhaling, kwijlen, blauwe tong, sufheid en tenslotte sterfte. Houd het dier voorzichtig in een emmertje koel water, (raadpleeg de dierenarts) en neem de oorzaak weg.

Lange tanden of kiezen

Zowel de tanden als de kiezen blijven levenslang doorgroeien bij het konijn. Ze slijten door het dagelijks kauwen op vezelrijk voer, zoals strooi, hooi, groenvoer en wilgentakken. Het geven van te veel krachtvoer en te weinig ruwvoer geeft problemen. De te lange tanden of kiezen kunnen verwondingen en abcessen veroorzaken; de dieren eten moeizaam en kwijlen soms. Het regelmatig laten inkorten is dan noodzakelijk.

Diarree

Acute diarree is vaak een voedingsfout, dikwijls te snel overschakelen of te veel verse voeding als groenten en gras. Haal direct al het eten weg en geef veel hooi ter beschikking. Indien dit niet gegeten wordt even contact opnemen met Dierenkliniek Hulst, ook als de diarree niet binnen één dag weg is (zeker in de zomer). Chronische diarree ontstaat meestal door te veel krachtvoer, de ontlasting wordt plakkerig (plakt vast rond de anus) en ruikt wat zuur. Voer gedurende een maand alleen hooi en water en voer daarna volgens ons voedingsvoorschrift. Bij jonge konijntjes is een parasitaire darminfectie, coccidiose heel belangrijk en kan met medicijnen worden behandeld.

Vliegenmaden

In de zomer moet u alert zijn op vliegen in de omgeving van het konijn. Deze kunnen namelijk eitjes leggen op een vochtige plaats, dit kan bij een abces, natte vacht ten gevolge van diarree of een wondje. De larven die uit de eitjes komen graven zich in de huid en veroorzaken grote, open wonden. Soms is het noodzakelijk om het dier uit z'n lijden te verlossen, maar als je er snel bij bent is behandeling en genezing nog mogelijk. Controleer preventief uw konijn dus dagelijks op wondjes en diarree.

Abcessen

De meeste grote verdikkingen bij het konijn zijn abcessen. Ze komen vooral voor rond de bek (tand- of kiesproblemen) en soms aan de voetzolen (verwondingen of zoolzweren).
De pus is zo dik dat het abces meestal niet vanzelf openbreekt. Een behandeling door de dierenarts is noodzakelijk.

Jeuk aan vacht en oren

Konijnen kunnen last hebben van mijten, luizen en vlooien. Een oormijtinfectie wordt gekenmerkt door dikke harde korsten in de oorgang en oorschelp. De huidmijt geeft haaruitval en schilfering, met name in de nek en op de rug. Luizen zijn met het blote oog zichtbaar; de eitjes kleven aan de haren. Het konijn heeft een eigen vlo maar kan ook belaagd worden door kattenvlooien. Door tegen de haren te aaien worden de vlooien (of hun ontlasting) zichtbaar. Overleg met de dierenarts voor een geschikte behandeling tegen elk van deze parasieten.

Natte ogen, natte neus

Diverse virussen en bacteriën, maar ook tocht en stof kunnen een waterachtige of witte oog- en neusuitvloei geven. Meestal eten deze dieren goed en gedragen ze zich normaal. Raadpleeg de dierenarts als de dieren zich ziek gedragen of als de uitvloei langer duurt dan enkele dagen.

Trommelzucht

Dit is een ophoping van gas en vloeistof in de bij konijnen zeer grote blinde darm. Het dier eet niet, zit stil in een hoekje en produceert geen ontlasting meer. De buik voelt hard en opgeblazen aan. Het is belangrijk om zo spoedig mogelijk een behandeling door de dierenarts te laten instellen daar het dier snel kan sterven.

Maagverstopping

Dotten haar kunnen aanleiding geven tot een maagverstopping. Konijnen kunnen niet braken om deze maaginhoud kwijt te raken. Ze zitten in een hoekje, eten en drinken niet of weinig. Een beoordeling door een dierenarts is noodzakelijk. Preventief kan men het konijn borstelen tijdens de rui om losse haren te verwijderen.

Urine

De urine van konijnen is normaal geel van kleur maar kan oranje en zelfs rood worden. Dit komt door kleurpigmenten uit de voeding en is normaal, tenzij er aanwijzingen zijn voor urinewegproblemen (vlokjes bloed, persen op urine enzovoort).

Vaccinaties

Bij Dierenkliniek Hulst worden jonge konijnen op de leeftijd van circa zeven weken gevaccineerd, waarna in zeven dagen weerstand wordt opgebouwd. Daarna dient de enting jaarlijks herhaald te worden om de bescherming op peil te houden. Bij dit bezoek wordt het konijn volledig bekeken en worden eventueel lange nagels en/of tanden bijgewerkt.

Diersoortgegevens en voortplanting

  • Leeftijd: 10-12 jaar
  • Geslachtsrijpheid: 4-6 maanden
  • Draagtijd: 29-33 dagen
  • Speenleeftijd: 4-5 weken
  • Nestgrootte: 2 tot 10
  • Oogjes open: na 1 week

Konijnen planten zich erg snel voort. De mannetjes zijn vruchtbaar als ze zes maanden oud zijn. Als ze zes tot negen maanden oud zijn kunnen de vrouwtjes gedekt worden. De drachtduur is 29-33 dagen en vlak na de bevalling kan het vrouwtje weer gedekt worden. Een dag voor de bevalling maakt het vrouwtje een nest van strooisel en haren die ze zichzelf uit de borst trekt. Verwijder steeds het mannetje voor de bevalling. De jongen zijn kaal en blind en worden goed afgedekt onder de haren. Een tot tweemaal per dag als het rustig is, maakt het vrouwtje het nest open en zoogt de jongen. Na drie weken komen de jongen uit het nest. Verstoor tot die tijd het nest niet want de moeder kan de jongen dan verstoten! Verschoon tijdens de zoogperiode alleen de hoek waar de mest ligt. De jongen blijven tot zes weken bij de moeder en kunnen dan gespeend worden.

Castratie

Mannetjes kunnen gecastreerd worden om volgende reden:

  • Als meerdere mannetjes gaan vechten
  • Bij hypersexueel gedrag
  • Als mannetjes urine sproeien

Ook vrouwtjes kunnen op jonge leeftijd gecastreerd worden om baarmoederkanker op oudere leeftijd te voorkomen.

Terug naar Diersoortinformatie