Onderzoeksmethoden

Ook voor het stellen van diagnoses kunt u bij ons terecht

Steeds trachten we de kortste weg naar de einddiagnose te vinden, waarbij dus niet lukraak onderzocht wordt. Een combinatie van ruime ervaring en goede onderzoeksmethoden brengen ons snel bij de juiste diagnose. De volgende onderzoeken kunnen gebruikt worden:

  • ECG
  • Radiografie
  • Endoscopie
  • Echografie
  • Microscopie
  • Bloedanalyse
  • Urine-analyse
  • Cytologie / Histologie

ECG

Het elektrocardiogram of hartfilmpje (ECG) wordt gebruikt om de functie van het hart te controleren. Het hart pompt het bloed rond door het lichaam door ritmisch samen te trekken. Dit samentrekken van de hartspier wordt veroorzaakt door een elektrisch signaal dat door het hele hart loopt en de spier activeert om samen te trekken. Dit signaal kunnen we weergeven met een ECG.

Allerlei veranderingen aan de hartspier, maar ook aan het hartritme kunnen we zien in het ECG. Met de juiste beoordeling van het ECG kunnen we een juiste diagnose stellen van de hartafwijking. Een ECG maken we wanneer we een afwijking horen in het hartgeluid, een afwijkende pols voelen, bij een teruglopend uithoudingsvermogen, erge benauwdheid of een erge hoest.

Een ECG wordt gemaakt met het dier in zijligging. Elektrodes worden met een klemmetje of dun naaldje op de huid aangebracht. Deze draden zijn verbonden met het ECG-apparaat dat de stroompjes meet en vastlegt op papier.

De beoordeling van het ECG vergt even tijd, maar meestal hebben we de uitslag nog dezelfde dag. Soms is het noodzakelijk het hartfilmpje door te faxen of mailen naar een hartspecialist. Deze bezorgt ons binnen 24 uur de juiste uitslag.

Soms is er verder onderzoek nodig in de vorm van een echo of röntgenfoto om vast te stellen welke hartaandoening uw huisdier precies heeft. In andere gevallen kunnen we meteen medicijnen voorschrijven die het hart ondersteunen. In enkele gevallen gebruiken we het ECG om de juiste dosering en combinatie van medicijnen te controleren.

Radiografie

Met behulp van een röntgenfoto kan het inwendige van een dier zichtbaar gemaakt worden. Vooral het skelet leent zich hier uitstekend voor. De botten bevatten namelijk veel calcium dat als eigenschap heeft dat het röntgenstralen veel beter tegenhoudt dan de omringende weefsels. Maar ook voor onderzoek van hart en longen en bepaalde buikorganen is de radiografie erg geschikt. Soms dienen we eerst een contrastvloeistof toe om de betreffende organen beter zichtbaar te maken.

Het maken van een goede röntgenopname is niet eenvoudig. Het vereist vakmanschap en ervaring, goede apparatuur, een goede film, een meewerkende patiënt, een goede anatomische kennis en een goede ontwikkelprocedure. De ontwikkeling gebeurt in onze kliniek automatisch waardoor er een constant hoog kwaliteitsniveau wordt behaald. Het dier moet tijdens de opname in de juiste positie gehouden worden en bovendien stil liggen. Dit valt echter niet altijd mee. De houding die het dier moet aannemen is niet altijd even comfortabel en kan zelfs pijnlijk zijn. Daarom kan het noodzakelijk zijn het dier een kalmeringsinjectie te geven of zelfs volledige narcose toe te passen.

Röntgenstralen kunnen gevaarlijk zijn, vooral bij herhaalde blootstelling. Daarom gebruiken we beschermmiddelen zoals loden schorten en handschoenen en bezit het röntgentoestel een kwaliteitsdiafragma dat de stralen bundelt en enkel richt op het onderzoeksveld. De kleine hoeveelheid straling die het huisdier ontvangt bij het maken van enkele foto's is te verwaarlozen.

Door kwaliteitsapparatuur en onze ervaring zijn we in staat foto's te maken voor officiële heup (heupdysplasie HD) en elleboog (elleboogdysplasie ED) onderzoek. Deze foto's worden onder standaard voorwaarden genomen, moeten voldoen aan hoge kwaliteitsnormen en worden dan naar beoordelingsinstituten gestuurd (Universiteit Diergeneeskunde Utrecht of Gent).

Endoscopie

Met deze techniek maken we gebruik van glasvezels om plaatsen binnenin een dier te kunnen bekijken die we van buitenaf niet goed kunnen onderzoeken. Er zijn verschillende vormen van scopie, waarbij steeds aangepaste apparatuur noodzakelijk is. Wel wordt telkens gebruik gemaakt van en koudlichtbron en glasvezels om het gebied in beeld te brengen.

Zo kunnen de volgende organen onderzocht worden:

  • Neus – neusgangen – sinusholten
  • Strottenhoofd – bronchiën – luchtpijp
  • Slokdarm – maag – dunne darm – dikke darm
  • Buikholte
  • Borstholte

Bij vogels kunnen we gebruik maken van deze techniek om het geslacht te bepalen. Bij honden kunnen we de aanwezigheid van ingeslikte voorwerpen bevestigen en eventueel via de scoop verwijderen. Ook is het mogelijk een stukje weefsel via de scoop te verkrijgen. Dit doen we bij de hond of kat vooral bij aanhoudende maag-darmklachten.

De scoop vormt dus een aanvullend diagnosemiddel, toepasbaar in diverse onderdelen van de diergeneeskunde.

Echografie

Met behulp van uitgezonden geluidsgolven en hun terugkerende echo kan het echoscopietoestel een beeld opbouwen van het inwendige dier. Deze hoogfrequente geluidsgolven zijn zeer veilig en niet voelbaar voor het huisdier.

Een echografisch onderzoek is dus weinig ingrijpend voor het dier. Sommige huisdieren vinden het in het begin wat vervelend om op hun rug of zij te liggen, maar na enkele minuten geeft dat meestal geen problemen meer. Zelden is een sedatie (kalmering) of narcose noodzakelijk. Wel moet er een groot gedeelte van het oppervlak geschoren worden, omdat haren een verstoring van het beeld geven. Bovendien moet er een speciale gel op de huid aangebracht worden om een goed contact tussen het toestel en de patiënt te verkrijgen.

Een echo-onderzoek wordt meestal uitgevoerd om de volgende organen in beeld te krijgen:

  • Lever
  • Milt
  • Nieren
  • Blaas
  • Eierstokken (indien afwijkend)
  • Baarmoeder (dracht)
  • Prostaat
  • Buikholte

Een echografie is geen vervanging, maar eerder een aanvulling op andere onderzoeken. Zo vullen de radiografie en de echografie elkaar uitstekend aan. Echografie maakt een doorsnede van de organen, terwijl radiografie eerder een overzicht en de begrenzing weergeeft.

Microscopie

De microscoop wordt al sinds 1656 gebruikt voor diagnostieke doeleinden. Ondanks de invoering van vele andere onderzoeksmethoden heeft de microscoop toch zijn plek in het dagelijks onderzoek binnen de dierenkliniek behouden. Het is dan ook een relatief goedkope en snelle onderzoeksmethode. De microscoop wordt bij talrijke toepassingsgebieden ingezet.

Hier volgt een overzicht:

1. Huidproblemen:
Door onderzoek van haren of huidafkrabsels kan een diagnose gesteld worden van:

  • Luizen
  • Mijten (schurft)
  • Schimmel

Door onderzoek van een afdrukpreparaat:

  • Gistcellen
  • Bacteriën
  • Immuunziekten

2. Ontlasting:

  • Wormen
  • Verteringsonderzoek
  • Zweepdiertjes (Giardia)

3. Urine:

4. Cytologie:

  • Door rechtstreeks onderzoek naar de vorm en uitzicht van de cellen kan de diagnose worden gesteld van diverse aandoeningen (zie cytologie)

5. Haematologie:

  • Door microscopisch onderzoek van een bloeduitstrijkje kan men de diagnose stellen van allerlei inwendige ziekten.

6. Vogelgeneeskunde en duivengeneeskunde
Lees hier meer informatie over duiven. 

Bloedanalyse

Bloedanalyse is het onderzoek bij uitstek om informatie te verkrijgen over het functioneren van de organen, het immuunsysteem en het beenmerg. Daarom begint een goed internistisch onderzoek steeds bij de bloedanalyse. Eenvoudige testen voeren we zelf uit in onze praktijk, voor een algemeen onderzoek raadplegen we een labo uit Gent (België).

Het bloedstaaltje wordt bij ons opgehaald zoadat we dezelfde dag 's avonds de uitslag hebben. Op zo'n bloedstaaltje zijn verschillende onderzoeken mogelijk, het is door de ervaring en de gegevens van het klinisch onderzoek dat de dierenarts hieruit de juiste keuze kan maken.

Hier een overzicht van de verschillende soorten bloedanalyses:

  • Hematologie: informatie over witte- en rode bloedcellen en bloedplaatjes.
  • Biochemie: informatie over het functioneren van organen zoals lever, nieren, alvleesklier etc.
  • Hormoonbepaling: bijnier, schildklier of geslachtshormonen.
  • Specifieke onderzoeken, meestal onderzoek naar één bepaalde kiem, parasiet of virus.

Samen met het urineonderzoek kan het bloedonderzoek onmiddellijk leiden tot de juiste diagnose of een richting aangeven waar het probleem zit om zo het juiste vervolgonderzoek te bepalen. Zo neemt de bloedanalyse dus de basisplaats in tussen alle andere onderzoekmethodes.

Urine-analyse

Urine is een filtraat van het bloed, daarom geeft urine-analyse veel informatie omtrent de inwendige toestand van het dier. Het onderzoek van de urine kan dan ook om verschillende redenen noodzakelijk zijn:

  • Een ziek dier (in combinatie met bloedanalyse)
  • Veel drinken en/of veel plassen
  • Vaak plassen
  • Niet goed of vlot kunnen plassen
  • Niet goed ophouden van de urine
  • Afwijkende geur of kleur van de urine
  • Bloedplassen

De urinestrip

Dit standaardonderzoek is goedkoop en zeer snel uitgevoerd. Op de strip zitten een aantal reagentia die na onderdompelen in de urine van kleur veranderen afhankelijk van de hoeveelheid aanwezige stoffen in de urine. De strip geeft zo informatie over eiwit, glucose, bilirubine, ketonen, bloed en pH van de urine.

De refractometer

Hiermee bepalen we het soortelijk gewicht van de urine. Zo kunnen we vaststellen of de urine erg geconcentreerd is of juist erg waterig. Deze waarden geven een indicatie van mogelijke ziekten bij dat huisdier, waarna verder onderzoek volgt.

Sedimentonderzoek

Het sediment van de urine bevat alle niet oplosbare stoffen. Om dit onderzoek te kunnen uitvoeren wordt de urine eerst gecentrifugeerd waardoor de niet oplosbare deeltjes naar de bodem van het proefbuisje worden geslingerd. Uit het bezinksel wordt dan een staaltje genomen en onder de microscoop onderzocht. Dit onderzoek geeft een schat van informatie omrent de aanwezigheid van gruis, rode bloedcellen, ontstekingscellen, nier- of blaasstenen in de urine.

Uitgebreide urine-analyse

Soms kan het nodig zijn een totaalanalyse te laten uitvoeren door een extern laboratorium. We krijgen dan geen kleurreferentie, maar een exact cijfer van de aanwezige stoffen. Ook kunnen hier hormoonbepalingen uitgevoerd worden noodzakelijk voor bepaalde diagnoses (bijvoorbeeld Cushing).

Cytologie / Histologie

Cytologie

Deze vorm van onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van losse cellen die op verschillende wijzen verkregen kunnen worden. Dit kan bijvoorbeeld door vloeistof op te zuigen (vb. vocht achter de longen), door een afdrukpreparaat te maken (vb. van de huid), door cellen met een naald uit weefsels te zuigen (dunne naald biopt DNB) of door een uitstrijkje te maken van de te onderzoeken cellen (vb. bloeduitstrijkje).

Het voordeel van deze methode is dat zonder dat de patiënt moet worden belast met een zware ingreep, er een goede indruk kan verkregen worden welk ziekteproces er in het lichaam plaatsvindt. Het onderzoek is weinig belastend, snel en goedkoop.

Bijna alle weefsels en cellen van lichaamsvloeistoffen kunnen na kleuring onder de microscoop bekeken worden. Uit de vorm, structuur en onderling verband van de cellen, kan het celtype worden opgemaakt. Dit celtype bepaalt wat er op die plek aan de hand is. Wordt het gezwel nu veroorzaakt door een ontsteking of een kankerproces. Is het kankerproces goedaardig of kwaadaardig? Is de ontsteking een bacteriële besmetting, een allergische reactie of een steriele ontstekingsreactie. De cytologie brengt dus vaak antwoord op deze belangrijke vragen en geeft daarmee de dierenarts de mogelijkheid tot het stellen van de juiste diagnose.

Kan de beoordeling van het cytologisch preparaat in de praktijk zelf gebeuren dan krijgen we na 30 minuten de uitslag. In geval van twijfel of in moeilijkere gevallen wordt het preparaat opgestuurd naar een veterinair specialist. Na enkele dagen volgt dan de uitleg.

Enkele voorbeelden van cytologisch onderzoek:

1. Bronchiaal speeksel: Dit onderzoek wordt uitgevoerd bij patiënten die chronisch hoesten of benauwd zijn. Er wordt een kleine hoeveelheid steriele zoutoplossing diep in de luchtpijp ingebracht, waarna de vloeistof weer wordt opgezogen. Een deel van de vloeistof wordt bewaard voor bacteriële kweek , de rest voor cytologie.

2. Huidafdruk

3. Gezwel – dunne naald biopt:
Deze vorm van cytologie wordt vaak toegepast. Door met een spuit en naald wat weefsel weg te zuigen verkrijgen we de cellen voor onderzoek (dunne naald biopt).

4. Inwendig orgaan – dunne naald biopt:
Met de methode van de dunne naald biopt kunnen we ook staaltjes nemen van inwendige organen (lever, milt, prostaat). Ook lymfeknopen kunnen zo onderzocht worden.

5. Vloeistofonderzoek:
Gewrichtsvloeistof, cystevloeistof, abcesvloeistof, buikvloeistof of borstvloeistof.

6. Bloeduitstrijkje:
Geeft ons een idee over het uitzicht en aantal rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes.

Histologie

De cytologie heeft echter ook zijn beperkingen. Soms is er voor het stellen van de juiste diagnose een stukje weefsel nodig waarbij de cellen bekeken worden en hun onderlinge verband in verhouding met de omringende weefsels en bloedvaten. Het uitnemen van zo´n stukje weefsel (biopt) gebeurt meestal onder narcose. Dit biopt wordt dan opgestuurd voor weefselonderzoek, dit heet "histologie". De uitslag volgt dan na 10-14 dagen.

Soms is het met onze kennis en toestellen niet mogelijk de juiste diagnose te stellen. Dan kunnen we de patiënt gericht doorverwijzen naar een diergeneeskundig specialist. Hiervoor onderhouden we goede contacten met de Universiteitskliniek te Gent. Voorbeelden van onderzoeken die daar gebeuren zijn: CT-scan, scintigrafie, myelografie, beenmergpunctie,….enz.